Voor vandaag een recente en mooi afgeronde Fantasy van epische proportie. Een
verhaal met overtuigende karakters, veel actie maar ook met diepte en een
grootscala aan emoties waaronder hoofse liefde, maar ook met vergaande
wreedheden.
�De Elfen� � Bernhard Hennen
(& James Sullivan) � 2008
De mens houdt zich verre van het te kil en te hooghartig gewaande elfenvolk; ook
de dwergen mijden het volk, vanwege de arrogantie en de opvallende lichte
ontvlambaarheid. Voor orc en trol zijn elfen vooral een smakelijke prooi, een
niet te versmaden hapje dat de inspanning van de jacht meer dan waard is. Onder
het elfenvolk, dat in afzondering leeft, ontstaat grote onrust als bekend wordt
dat een van hun demonische aartsvijanden opnieuw van zich doet spreken. Maar het
blijft bij een gerucht, zekerheid is er niet. Twee elfen, Farodin en Nuramon,
worden met algemene stemmen door hun elfenbroeders en �zusters aangewezen om op
onderzoek uit te gaan. Op hun tocht krijgen ze gezelschap van de woeste en
onberekenbare noorderling Mandred. Geheel tegen alle verwachtingen in raken
Farodin en Nuramon op hun zoektocht van het rechte pad als ze vernemen dat hun
beider grote liefde, de tovenares Noroelle, geslachtofferd is aan hun Aarts en
voor eeuwig naar een sombere wereld ver weg is verbannen. Ze nemen zich voor
haar te bevrijden en terug te halen naar de elfenwereld, hoe hoog die prijs ook
zal zijn . Of Farodin en Nuramon door hun eigenzinnige gedrag niet groot onheil
afroepen over het elfenvolk, die vraag blijft tot het laatst onbeantwoord.
�Midden in de hoog besneeuwde open plek in het woud lag het kadaver van een
elandstier. De damp sloeg nog van het ontvelde vlees af. Mandred en zijn drie
metgezellen begrepen wat dat betekende: ze moesten de jager hebben opgeschrikt.
Het kadaver zat onder de bloederige striemen, de zware schedel was opengebroken.
Zover Mandred wist bestond er geen dier dat jaagde om alleen de hersens van zijn
prooi te verslinden. Hij schrok op van een dof geluid. Van de takken was van een
hoge dennenboom aan de rand van de open plek dwarrelde sneeuw in wervelende
cascades naar beneden. De lucht was gevuld met fijne ijskristallen. Argwanend
spiedde Mandred het kreupelhout af. Het was weer stil in het woud. Ver boven de
toppen van de bomen trok het groene fee�nlicht dansend langs de hemel. Dit was
geen nacht om het woud in te gaan! �Gewoon een tak die onder het gewicht van de
sneeuw is afgebroken,�zei de blonde Gudleif en hij klopte de sneeuw van zijn
zware mantel. �Kijk nou toch niet als een dolle hond in het rond. Je zult zien,
we zitten alleen maar achter een roedel wolven aan.� Er was bezorgdheid in het
hart van de vier mannen geslopen. Ieder van hen dacht aan de woorden van de oude
man die hen had gewaarschuwd voor een beest uit de bergen dat dood en verderf
zaaide. Was die waarschuwing toch meer dan de hersenspinsels van een
koortsachtig brein geweest? Mandred was de jarl van Firnstayn, het kleine dorpje
dat achter het woud aan de fjord lag. Het was zijn plicht om elk gevaar af te
wenden dat het dorp zou kunnen bedreigen. De woorden van de oude man waren zo
indringend geweest, hij had ze niet zomaar weg mogen wuiven. En toch��
http://www.bernhard-hennen.de/
|

|